Het sprookje over de schade en de weggejaagde minister

Het bankje (foto Rob Vellekoop)

Er waren eens een molenaar, een minister en een rekenaar. Zij komen op zaterdag bij elkaar op het dorpsplein om hun pijpen op te steken. De molenaar ziet iedere week de scheur in de muur van zijn molen groter worden. Totdat hij op een zekere zaterdag zijn ongerustheid niet meer voor zich kan houden. Dan spreekt hij de minister aan op diens verantwoordelijkheid.

“Minister, mijn molen is er ernstig aan toe, wilt u alsjeblieft de scheur laten repareren door een metselaar? Als we er niet snel iets aan doen, breekt de muur en stort mijn molen in. Dan kunnen we geen graan meer malen en geen brood meer bakken.”

“Goed, zegt de minister, ik stuur een deskundige.”

Een week later stoppen de heren weer hun pijp op de markt. “Minister, begint de molenaar voorzichtig, wat heeft de deskundige gezegd?”

‘Ik zal begin volgende week opdracht geven om de schade te laten herstellen en ervoor zorgen dat de muur in de toekomst niet meer scheurt.” De man haalt opgelucht adem, “Dank u”, antwoordt hij opgelucht.

Naar goed gebruik treffen de heren elkaar een week later weer op het plein voor het stadhuis. De minister is al stevig aan het dampen, wanneer de molenaar aanschuift. “Wanneer stuurt u een bouwvakker, minister?”

‘Tja, antwoordt de bestuurder, in het kader van de veiligheid stel ik de komst van de bouwvakker even uit. Misschien heb ik nog wat over het hoofd gezien. Voor veiligheid doe ik alles, dat weet je. Veiligheid voer ik hoog in mijn vaandel.” De arme molenaar durft niet anders dan instemmend te knikken. Inwendig kookt hij om dit uitstel en nijdig kauwt hij op de steel van zijn pijp.

Die week, zoals alle voorgaande sinds zijn molen aan het scheuren is, slaapt de arme man slecht. Ondanks de gesprekken die hij toch iedere week weer met de bestuurder heeft, wordt de scheur in zijn molen groter. De molenaarsvrouw begint zich ook met de zaak te bemoeien. ‘Wanneer, pak je de minister eens aan, Jan”, roept ze hem na als hij met pijp en tabak schoorvoetend naar het dorpsplein loopt.

Enigszins geïrriteerd neemt hij plaats op de bank onder de bloeiende kastanje op het plein. De minister is er al en er is nog iemand aangeschoven. De molenaar herkent hem al, het is de rekenaar. Deze man kijkt hem intelligent aan door de dampen van zijn pijp. De molenaar begroet hem met een knikje. Voordat hij zijn pijp heeft kunnen stoppen, zegt de minister:”Beste molenaar, de rekenaar heeft zich de afgelopen week verdiept in je molen. Hij heeft advies aan mij uitgebracht en wil je wat meedelen.”

Vol verwachting richt de molenaar zijn blik op het rekenwonder. Deze kucht drie maal heel deftig en zegt: “Beste molenaar, de regering van ons mooie land heeft besloten dat ze minder graan gaan oogsten, daardoor hoef jij voortaan minder graan te malen en vormt de scheur in jouw molen geen enkele bedreiging meer van jouw veiligheid. Ik kan natuurlijk niet garanderen dat je molen niet uit elkaar valt op zekere dag. Maar de winst die we met dit besluit behalen is dat jij veiliger gaat wonen.” “En, vervolgt hij trots, we schatten in dat het niet meer nodig is de scheur te herstellen.”

De molenaar stopt bevend zijn pijp. Hij kan geen woord uitbrengen. Hij weet niet of hij razend is of gewoon met stomheid geslagen.

“De minister zal volgende week een beslissing nemen. Natuurlijk weegt hij mijn advies wel mee.”

De minister kijkt tevreden voor zich uit, terwijl hij zich hult in een mist van pijprook. De rekenaar zuigt zuinigjes aan zijn pijp. De molenaar heeft even geen trek meer. Hij staat zwijgend op en loopt zonder te groeten weg. Twee keer schuifelt hij om het dorp heen, zijn benen zijn gevuld met lood, voordat hij naar huis durft terug te keren.

Zijn vrouw staat hem al op te wachten. ‘Dat was een stevige pijp”.  Ze kijkt hem verwachtingsvol aan.

“Wanneer gaan ze de muur repareren en vooral versterken, zodat we de komende jaren graan kunnen blijven malen?”

foto R. Vellekoop

De molenaar slikt. “Ze doen voorlopig niets. Ik krijg minder graan om te bemalen. We zullen zuiniger moeten gaan leven.”

“Wat, roept ze woest, zijn ze helemaal beduveld?”

“Die scheur wordt toch zeker verholpen en de molen versterkt?”

“Ik weet het niet meer, de minister neemt volgende week een beslissing, maar het ziet er niet goed uit. Hij zegt dat we ons geen zorgen hoeven maken, want doordat we voortaan minder hoeven te malen is de kans kleiner dat de scheur groter wordt.” De molenaar hoort zijn eigen stem, deze klinkt gebroken.

De arme vrouw kijkt haar man verwilderd aan.

“Dus doordat jij al die tijd het graan voor dit dorp hebt gemalen is de muur van de molen gescheurd. En als dank gaan ze je niet helpen, maar juist straffen met minder graan, minder werk en minder inkomen. Waardoor we straks helemaal geen geld meer hebben om de kapotte molen te repareren.”

“Als de molen straks inzakt, krijgen we, als ik het goed begrijp, geen schadevergoeding meer voor de reparatie, omdat er niets meer te herstellen valt. En graan komt straks ook niet meer, omdat we geen molen meer hebben om deze te bewerken.”

“Welke smeerlap heeft dit bedacht?”

De molenaar is in korte tijd honderd jaar ouder geworden. Zijn huid kleurt vaal, zijn ogen staan vochtig, bloeddoorlopen. Hij kan geen woord uitbrengen en kijkt zijn vrouw hulpeloos aan.

“De oplossing is eenvoudig, brult de vrouw, ik pik dit niet, ik mobiliseer het hele dorp en we jagen met mestvork en al de minister en zijn rekenaar het land uit. Zijn ze helemaal belazerd!”

“Wij hebben geen minister of rekenmeester nodig om graan te malen, of wel soms? En die scheur regelen we onderling wel. Hoe konden we zo stom zijn, om een minister en een rekenaar in dienst te nemen en hen nog te betalen ook?”

 

Rob Vellekoop, 29 juni 2018