2059

Uit: Kort en klein

Foto Henk Joosen

Bijdrage van Henk Joosen*

Een halve eeuw geleden waren ze tamelijk speciaal. Had je een tatoeage, dan viel je op. Zelf heb ik nooit overwogen me op die manier te decoreren. Wat moest ik met een anker op mijn arm? Of een gitaar van inkt? Nee, een gitaar moet van hout zijn. Daar ben ik ouderwets in. Aan mijn lijf geen polonaise.

Verder heeft een inktloos bestaan overigens geen speciale voordelen. Ja, je kunt probleemloos de gênante grap van het plots in zijn holletje gekropen konijntje vertellen. Maar om begrijpelijke redenen pas ik daar graag voor.

Steeds vaker zag je de tattoo in ons straatbeeld. Voetballers en muzikanten lustten er op een gegeven moment zoveel pap van, dat het een behoorlijke prestatie werd hun laatste stukje onbeschreven huid te spotten. Likkebaardende fans genoten van al dat moois. ‘Die wil ik ook,’ zag je duizenden denken. En natuurlijk bleef het niet bij die wens alleen.

Ik liet me laatst vertellen dat drie van elke tien mensenwezens met een inktversiering rondlopen. Dat is veel. En … het zet me aan het denken.

Heeft de slager op de hoek er stiekem ook een? Of misschien niet stiekem, maar wel op een nogal private plek. Als u het niet erg vindt, laat ik mijn fantasie er liever niet op los. Vooral voor ú zou dat slecht zijn. Zoiets schrijf ik uiteindelijk toch weer in een stukje. En dat moet ú dan weer lezen!

Inktartiesten hebben het er steeds drukker mee. Prenten worden steeds artistieker, steeds aantrekkelijker ook. Hele schilderijen zijn het tegenwoordig. Welkom in de wereld van inkt.

Een andere reden voor die toename is misschien nóg wel belangrijker. Wat dacht u van de ongebreidelde uitbreiding van het canvas? Waar het vroeger bij een bovenarm, schouderblad, borst of rug zo ongeveer wel ophield, is er nu geen houden meer aan. Hele lijven komen aan de beurt. Van je tenen tot aan je nek. Zelfs je gezicht moet eraan geloven. De terechte vraag: waar houdt het op? Vol is vol! Toch?!

Je krijgt er namelijk geen gummetje bij, bij een tattoo. Ik las dat maar liefst 80% van de liefhebbers spijt krijgt van zo’n prent. Of dat percentage werkelijk zo hoog is, weet ik niet. Het geeft in ieder geval wel aan dat het ijs van één nacht meestal niet dik genoeg is. Twee keer nadenken dus. Dat is wel vaker goed.

Koploper in de Spijt top tien? De in zonnige zomermaanden veel te snel gezette naam van die eeuwige liefde. Niet doen! Een behoorlijke kans dat je die in 2059 al eeuwen bent vergeten. Maar is die bofkont dan nog steeds in beeld? Dan is er nog tijd genoeg om die prent te zetten.

Henk Joosen, 28 september 2019

Uit: Kort en Klein

www.HenkTekst.nl

3 Comments

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.