Update levensboerderij Wilp – terug naar kerndoel: verbouwen van bewaargroenten

Terug naar de basis van de kleine gemeenschap

Fred houdt ons op de hoogte van de ontwikkelingen rond de levensboerderij in Wilp.

De afgelopen maanden kwamen in onze groep sterk uiteenlopende visies, behoeften en intenties tot uiting. Dat leidde tot een bezinning op onze kerndoelstelling. De conclusie is dat we ons volgend jaar weer volop concentreren op bewaargroenten voor de winter.

Op de ledenvergadering van 21 januari besloten we dat we dit jaar met een zomer- en een wintertuin gingen werken, waarbij de wintertuin de permacultuur-methode volgt en de zomertuin de meer traditionele wijze van tuinbouw.
We zijn dit gaan doen omdat er – vooral bij de nieuwe leden, die zich in de loop van het afgelopen jaar bij ons aansloten – sterke behoefte bleek te bestaan aan typische zomergroenten (sla, broccoli, sperziebonen, enzovoort).

Om het niet al te ingewikkeld te maken stelden we een lijst van tien zomergewassen op. Ook vormden we een kerngroep voor de planning en coördinatie van beide tuinen.

In de loop van het voorjaar bleek dat beide teeltmethoden met elkaar in de clinch raakten. De zomertuin vroeg steeds heel veel aandacht (‘intensive care’), terwijl het ons daarvoor aan de benodigde menskracht ontbrak. Dit trok capaciteit weg van de wintertuin, waardoor er daar ook problemen ontstonden.

CSA en CA

Zo kwamen we er achter dat een intensieve tuinbouwtuin (met typische zomergroenten) om een deskundige vraagt die een groot deel van de week op de tuin is en die een flinke groep vrijwilligers aanstuurt die met deze professional meewerken. In de literatuur over gemeenschappelijk tuinieren wordt dit model CSA genoemd. Community Supported Agriculture. Oftewel de gemeenschap ondersteunt een professional (boer).

Het model waarmee we de permacultuurtuin in 2022 zijn gestart is een ander, noem het maar CA. Er is hier geen leidende professional. De groep werkt als groep met en voor elkaar. Community Agriculture dus. Landbouw met de gemeenschap.

Nog veel meer keuzes

Toen we de verschillen in behoeften en benaderingen in kaart brachten, bleek dat er nog veel meer tegenstellingen en accentverschillen zijn.
Om de (op dit moment) belangrijkste daarvan te benoemen:

permacultuur <—->  klassieke tuinbouw
productietuin <—->  hobbytuin
zelfvoorzienend <—-> aanvullend (‘leuk voor erbij’)
samenwerken met de natuur <—-> de natuur je wil opleggen
verliezen incalculeren  <—-> verliezen minimaliseren
geen dieren doden <—-> plagen bestrijden
planten kweken uit zelf geoogst zaad <—-> planten inkopen bij tuinders
geen machines op het land <—-> efficiency en mechanisatie
grond met rust laten <—-> spitten, ploegen, frezen
weinig of niet bewateren <—-> regelmatig bewateren en sproeien
mulchen, bodem bedekt houden <—-> van elders voedingstoffen aanvoeren
de natuur heeft de leiding <—> een professional heeft de leiding
werken in teamverband <—-> inzet van vrijwilligers
inzet naar vermogen <—-> inzet volgens vastgestelde normen
groenten <—-> geneeskrachtige kruiden en bloemen
ordelijkheid <—-> ruige natuur
strakke vastgelegde structuur <—-> flexibiliteit en organische ontwikkeling
inkopen <—-> zelf produceren
productie maken <—-> ontspannen

Core business

De gesprekken en discussies over al deze – en aanverwante – verschillen en keuzes leidden ertoe dat we onze kerndoelstelling herbevestigden: het gezamenlijk verbouwen van bewaargroenten. Daarover zijn we het roerend eens.

Vervolgens verschoof de discussie naar de vraag of er daarnaast ruimte is voor nog een klein stuk typische zomergroenten. Daarover zijn de meningen verdeeld. Hoe deze verhouding volgend jaar precies wordt, bespreken we de komende drie maanden en in september bij de volgende Algemene Ledenvergadering nemen we er een beslissing over.

Gevraagde inzet

Door de druk die er van de CSA-zomertuin uitging, ontstond er ook druk naar de leden. Zo vroegen we van iedereen een inzet van minimaal een dagdeel per week Dit leidde er toe dat enkele leden met drukke levens afhaakten.

Als we nu teruggaan naar ‘inzet naar vermogen’ dan houdt dat in dat die inzet kan wisselen met de wisseling van levensomstandigheden. Bijvoorbeeld: wie langdurig ziek wordt blijft net als de anderen delen in de oogst.
Omgekeerd leidt dit ook tot de gedachte dat van gepensioneerden in de regel iets meer verwacht mag worden (uiteraard ook afhankelijk van hun levensomstandigheden). Hun vermogen zal meestal wat groter zijn dan dat van mensen met drukke banen, bedrijven en gezinnen.

Werkoverleg

We zijn met de kerngroep begonnen in de zomer van vorig jaar, omdat de complexiteit (planning, inkoop) groter werd door de start met een grote zomertuin. Als we dit nu loslaten valt de grond voor een kerngroep weg.
Ons idee is dat we nu verdergaan met werkoverleg op de tuin en mogelijk met twee subgroepen (perma en klassieke tuinbouw). Gemeenschappelijke noemer is: bewaargroenten.

Continuïteit

De eigenaresse van het terrein heeft inmiddels groen licht gegeven voor het volgende seizoen. Dat stemt dankbaar en schept rust en vertrouwen in de toekomst.
Tegelijkertijd gaan we door met het zoeken naar een geschikte co-locatie dichtbij de dorpskern van Twello. Mogelijk kunnen er op den duur verschillende typen tuinen ontstaan rondom en in dit dorp.

Diversiteit

Er is nu nog teveel ‘monocultuur’ in de tuin. Komend jaar willen we meer met combinatieteelt doen, kleinere groepjes planten, meer afwisseling en levendigheid, kleine plekjes met water voor dieren. Misschien een kleine vijver. We verwachten dat dit niet alleen een (nog) prettiger klimaat op de tuin zal opleveren, maar ook de problemen met slakken en andere mee-eters zal verkleinen.

Teamwork en verbreding

Door meer in teamverband samen te werken aan en op de tuin zal er ook regelmatig aandacht zijn voor andere thema’s die op dat moment bij ons spelen. Zo kunnen we elkaar materieel en emotioneel bijstaan. Hieruit kunnen weer nieuwe initiatieven ontstaan. Zo ontwikkelen we ons op een organische manier tot ‘micro samenleving’.

Stand van de gewassen

Sla was de eerste oogst. Prachtige volle kroppen.
Van de 150 ingekochte plantjes hebben 60 of 70 een invasie van kleine slakken overleefd. We hebben deze mee-eters niet gedood, maar weggeplukt en elders weer losgelaten. Naar schatting ging het in totaal om zeker een paar duizend (!) exemplaren.
Heel veel werk dus.

Verder staan er in het ‘zomerdeel’ spitskool, broccoli, uien, bieten en prei. Deze laatste drie gewassen staan er heel mooi bij. De kolen daarentegen hebben last gehad van de droogte en van rupsen. Hoe de oogst hier zal uitpakken is onduidelijk.

Op 300 m2 staan aardappels. Begin mei was er een venijnige vorstaanval, waardoor er op dat deel van het veld waar de noordoostenwind pal over trok flinke vorstschade optrad. Deze planten hebben daardoor een groei-achterstand opgelopen.
Conclusie: volgend jaar iets later beginnen met het poten (vanaf tweede helft april).

Het grootste probleem bij de aardappels was echter dat er op veel plaatsen ‘concurrerend’ gras door het hooidek groeide (zie de vorige update). We hebben dit gras twee keer weggeknipt en aan het hooidek toegevoegd. Het ziet er naar uit dat nog een derde keer nodig is. Dit is veel werk. Daar waar het hooidek het dikst is doet dit probleem zich nauwelijks voor.
Conclusie: het dek moet dikker. Minimaal 35 centimeter als je het zachtjes met de vlakke hand aandrukt (dit was 30 centimeter).

Wat tot nu toe heel goed gaat – en een revanche op vorig jaar inhoudt – zijn de pompoenen. We hebben er nu 49 geplant en tegen slakken beschermd met (in eerste instantie) wol en (in tweede instantie) schelpengrit.
Ook zijn er regelmatig slakken ‘uitgewezen’, maar lang niet zoveel (en zo groot) als vorig jaar.
Bijzonderheid: we hebben de planten eerst in emmers opgekweekt totdat ze kracht en levenslust uitstraalden. Daarna zijn ze geplant in de vorm van een Lemniscaat (liggende acht) met steeds 1 meter tussenruimte. Dit heeft een merkbaar positief effect op de atmosfeer op het veld.

Proefnemingen

Een proef met het poten van prei in de hooilaag is gedeeltelijk geslaagd. Er is geen water gegeven en ondanks de droogte is een kwart van de jonge planten aangeslagen. De moeilijkheid is alleen dat ze moeilijk herkenbaar zijn, omdat er nog teveel gras door het hooi opkomt. Ook hier geldt dat de hooilaag dikker moet zijn.

Een proef met pootuien in de hooilaag loopt nog. Mogelijk moeten die eerst enigszins worden ‘voorgekweekt’, zoals de pompoenen.
Een proef met karton direct op het gras met daarop een laag aarde is geslaagd. De preiplanten die in gaten in het karton zijn geplant doen het goed.

Een proef met zaaien van bieten in smalle ontgraste stroken (circa 8 centimeter breed) direct in het grasland, is mislukt. De jonge plantjes hebben hier teveel concurrentie van het sterke buurgras. Mogelijk gaat dit beter met voorgekweekte plantjes, die al wat sterker zijn.

Tot zover.
Er komt weer een nieuwe update na de ledenvergadering in september.
Hieronder nog een serie foto’s en wat links.

Wol rond de pompoenen hield de slakken enigszins tegen

Broccoli planten

Gras knippen in aardappelveld

De eerste bietjes

Aardappels poten

Schelpengrit om de pompoenen tegen slakken

Plateau met wol in verschillende kleuren.

Wol en grit

Aanvoer van nieuw gedoneerd hooi

Sla en (heel veel) slakken

Vorstschade aan aardappelplant

Gras maaien met de bosmaaier

Dit artikel verscheen ook op Transitieweb.

Meer over zelfzorg en zelfvoorzienend leven? Lees ons Dossier Zelfzorg

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.